Reis door de Oriënt|Gustave Flaubert 9063031726

€ 5,00
Enlèvement ou Envoi
Verzenden voor € 4,94
240depuis 13 sept.. '24, 13:55
Partager via
ou

Caractéristiques

ÉtatComme neuf
RégionAsie
Auteurzie beschrijving

Description

||boek: Reis door de Oriënt|vertaling: Chris van de Poel|Kritak

||door: Gustave Flaubert

||taal: nl
||jaar: 1987
||druk: ?
||pag.: 247p
||opm.: paperback|zo goed als nieuw|bladrand vertoont vlekjes

||isbn: 90-6303-172-6
||code: 1:001674

--- Over het boek (foto 1): Reis door de Oriënt ---

In oktober 1849 vertrekt Gustave Flaubert met zijn vriend Maxime Du Camp voor een reis van anderhalf jaar door de Oriënt, waar ze Egypte, Syrië, Libanon en Turkije bezoeken. Tijdens deze tocht genieten ze van de cultuur en de bouwkunst, maar ook brengen ze geregeld bezoekjes aan de plaatselijke bordelen. 'Reis door de Oriënt' markeert het begin van Flauberts schrijverscarrière. Tijdens zijn toch laat hij zich inspireren door de woestijn, de verdwenen oudheid, het Oosten en de Nijl; indrukken die terugkomen in zijn latere romans Salammbô en De verzoeking van de Heilige Antonius.

[bron: https--www.bol.com]

[2011-07-24]

Parmi ceux qui manient la langue de Molière, peu d'auteurs sont autant loués pour leur prose que Flaubert. Né au dix-neuvième siècle dans une famille aisée, ayant reçu une éducation soignée, devenu bientôt rentier, il a vécu avec les préjugés auxquels le prédisposaient sa condition privilégiée: une grande estime de ses propres mérites, un mépris presque général pour ses semblables, et une délicatesse de gout qui le poussait plus vers les plaisirs sensuels et la littérature que vers la philosophie ou l'histoire. Au lendemain de la révolution de 1848, il a presque trente ans, son ami Maxime du Camp prépare un voyage en Orient pour réaliser un reportage photographique. Intéressé par la perspective de trouver de nouveaux horizons, il propose à son ami de l'accompagner dans ce périple de plusieurs mois à travers l'empire Ottoman.

Cet ouvrage est la compilation des notes de voyage qu'il a composé lors de ce voyage. Il ne semble pas qu'il les avaient destiné à la publication; elles sont pour la plupart quasiment télégraphiques. On est bien loin du voyage de Volney, premier des Orientalistes, curieux, polygraphe, vivant au milieux des arabes et des bédouins après avoir appris leur langue, animé par des idéaux progressistes, et cherchant toujours les causes générales de ce qui s'offre à ses yeux. Ici, Flaubert consigne principalement les états intérieurs que lui inspirent ses déplacements. En Egypte et au moyen orient, on pourrait dire qu'il s'agit principalement d'ennui. Pour le tromper, il hante tous les bordels du Nil, tire à la carabine sur tous les animaux vivants - chiens, oiseaux, crocodiles - qu'il croise, fume des narguilés, ou s'amuse des singeries scabreuses de quelque personnage interlope. Lorsqu'il ne fraie pas avec des hétaïres ou des courtisanes, il rend visite à des européens en voyage, ou occupant quelque poste officiel: la conversation avec ces derniers lui inspire invariablement un immense ennui. Les ruines antiques qui pourraient l'animer par le plaisir de l'érudition ne parviennent pas plus à exciter son intérêt ou sa curiosité: il les trouve aussi insipides que les église de Bretagne ou des Pyrénées. La seule chose qui l'irrite, c'est la sottise des voyageurs qui se sont permis de couvrir de graffitis ces vestiges du passé. En entrant à Jérusalem à cheval, il est frappé de péter involontairement. Son tempérament s'améliore grandement en Grèce, ou il semble être véritablement touché par les restes de cette civilisation. En Italie, terme de cet immense voyage, il semble totalement absorbé par l'art et la peinture, ce qui le dispose à un coup de coeur authentique et touchant.

Si ce texte ne présente pas l'auteur sous son plus beau jour, il n'en reste pas moins que ces notes constituent un document historique très intéressant, aussi bien sur l'auteur lui-même que sur les régions qu'il visite, à une époque ou les voyages restaient rares. Il aurait formé l'idée de Madame Bovary lors de ce voyage. Les images et impressions dont il s'est gorgé n'ont pas du manquer d'alimenter son inspiration, lorsqu'il écrivit Hérodias, par exemple. Ses descriptions de paysages ne manquent pas de sel, et ses phrases semblent parfois rivaliser avec le pinceau du peintre. Son caractère bougon peut peser le lecteur, mais la variété des tableaux et des situations finissent par susciter et soutenir l'intérêt.

Yann [source: https--www.goodreads.com]

[2004-12-31]

De reeks 'Klassieke Reizen' van Atlas is een oude bekende. Eind jaren '90 kende ze een kort bestaan met de (her)uitgave van drie klassiekers uit de reisliteratuur: Henry Walter Bates' Natuurvorser op de Amazone, Alfred Russel Wallaces Het Maleise eilandenrijk en Charles Darwins Reis van de Beagle. Na een stille periode startte de reeks opnieuw eind vorig jaar. In plaats van voort te bouwen op de bestaande titels, werd geopteerd om van nul te herbeginnen. Vandaar dat je in de VLACC onder de reekstitel 'Klassieke reizen' een paar gelijkgenummerde titels terugvindt. Het nieuwe aanbod bestaat voorlopig uit vier titels, drie herdrukken en een nieuwe vertaling. Met een Nederlands-, een Engels- en twee Franstalige auteurs wordt een bredere opzet gesuggereerd dan het klassieke Engelstalige aanbod waaruit de oude reeks volledig was opgebouwd. Cees Nooteboom opent de rij met De omweg naar Santiago (1992), waarin hij zijn jarenlange omzwervingen door Spanje verhaalt. Deze geïndexeerde exploratie van de Spaanse geschiedenis, kunst en literatuur is ook bruikbaar als inspiratiebron voor een culturele zwerftocht door Spanje. Door de spits af te bijten, lijkt het alsof Nooteboom tot de 'peetoom' van deze reeks wordt gebombardeerd. Hij is trouwens voorlopig de enige van zijn generatie. Zo kan je bij Nooteboom de vraag stellen, waarom De omweg naar Santiago wel en Tim Robinsons Aran-eilanden, ook verschenen bij Atlas, niet werd opgenomen in de reeks 'Klassieke reizen'.

De recent overleden Sir Wilfred Thesiger (1910-2003) en Claude Lévi-Strauss (geb. 1908) behoren tot een generatie die met de laatste ontdekkingsreizigers geassocieerd werd. Thesigers fascinatie voor inheemse volkeren bracht hem van Afrika naar het Arabische schiereiland, waar hij zich als een nomade te voet of per lastdier verplaatste. Door de woestijn te doorkruisen met de plaatselijke Bedu of te verblijven bij de Iraakse moerasbewoners, wist hij telkens de leefwereld vanuit de ogen van de lokale bevolking te vertolken. De vernietiging van de moerasdelta van de Eufraat en de Tigris onder het bewind van Sadam Hoesssein maakt van De Moeras-Arbieren (1964) het testament van een ten dode opgeschreven moerascultuur. Een herdruk van Thesigers woestijnomzwervingen in Woestijnen van Arabië (1959) zal waarschijnlijk eind dit jaar aan de reeks worden toegevoegd.

In tegenstelling tot Thesiger heeft Claude Lévi-Strauss "een hekel aan reizen en ontdekkingsreizigers". Het duurde dan ook lang voor deze wereldberoemde etnograaf voor een breder publiek verslag deed van zijn expedities naar Zuid-Amerika en Azië in Het trieste der tropen (1955). Een belangrijke uitgave, die nu voor het eerst vertaald werd door Marianne Kaas. Tot de verbeelding spreken vooral de hoofdstukken waarin Lévi-Strauss zijn verblijf bij de Braziliaanse indianenstammen beschrijft. Tijdens zijn veldonderzoek in de jaren '30 waren stammen als de Cauveo, Borôro, Nambikwara en Tupi-Kawahib al met uitsterven bedreigd. Het is die teloorgang van de verscheidenheid aan primitieve beschavingen die de melancholische titel inspireerde. Zonder hun cultuur te idealiseren peilt Lévi-Strauss naar de essentie van samenlevingen geordend door sociale scheidingslijnen. Stilistisch wordt Het trieste der tropen gerekend tot de betere Franse literatuur.

Wie de overweldigende sfeer van het 19e-eeuwse Midden-Oosten wil opsnuiven, is bij Gustave Flaubert aan het goede adres. In de periode 1949-1950 reisde hij met zijn vriend Maxime du Camp o.m. door Egypte, Palestina, Syrië, Libanon en Turkije. Cultuur, architectuur,"vreten, zuipen en bordeelbezoek" zijn de constanten in al hun omzwervingen. Vooral Egypte spreekt Flaubert sterk aan, wat tot uiting komt in zijn enthousiaste dagboeknotities. Haarscherp registreert hij de gebeurtenissen in snelle notities, waardoor de lezer meereist in een stroom van beelden.

Kris van Zeghbroeck [bron: https--muntpunt.bibliotheek.be]

Tussen 1849 en 1851 bereisde Flaubert (1821-1888) met zijn vriend Du Camp Egypte, Palestina, Syrië, Libanon, Griekenland, Turkije en Italië. Zijn reisaantekeningen tot Rhodos zijn in 1910 posthuum verschenen. Met de brieven die hij onderweg schreef, vormen ze waardevol materiaal voor onderzoekers van zijn literaire werk. Zijn eerste aantekeningen bewerkte hij, zoals in zijn tijd vaker gebeurde, tot een realistisch-sentimenteel relaas. Spoedig beperkte hij zich echter tot treffende beschrijvingen, waaruit een levendige belangstelling spreekt. Flaubert blijkt zich voor deze reis - toen een hele onderneming - goed te hebben gedocumenteerd. Hij bestemde deze aantekeningen, gezien enkele zeer persoonlijke en zelfs compromitterende passages, zeker niet voor publicatie. Wel putte hij eruit voor zijn Oosterse roman Salambô (1862). De inleider overschat de betekenis van deze aantekeningen voor het ontstaan van Madame Bovary (1856). De vertaling is vrij goed. Met twee kaartjes en verklarende woordenlijst. Verzorgde paperback, duidelijke druk.

[bron: nbd biblion]

--- Over (foto 2): Gustave Flaubert ---

Gustave Flaubert (1821) had nauwelijks iets geschreven of gepubliceerd voor hij begon te schrijven aan Madame Bovary.Het duurde zes jaar om deze roman te voltooien. Het zou zijn meest bekende werk worden. De overheid klaagde Flaubert en diens uitgever aan voor immoreel gedrag, maar het boek werd na publicatie een groot succes. Naast nog enkele romans worden ook zijn brieven tot zijn meesterwerken gerekend. [bron: https--www.hebban.nl]

Gustave Flaubert (Rouen, 12 december 1821 - Canteleu, 8 mei 1880) was een Franse schrijver die gezien wordt als een van de belangrijkste romanschrijvers uit de literatuurgeschiedenis. Het werk van Flaubert vertegenwoordigt een van de hoogtepunten van de realistische literatuur, hoewel Flaubert niet louter in deze stijl schreef, zo zijn er ook werken in zijn oeuvre die als romantisch gekarakteriseerd kunnen worden.

Zijn bekendste en meest invloedrijke werk is zijn debuutroman Madame Bovary uit 1857, een werk dat zich afspeelt op het platteland en handelt over de overspelige relaties van het hoofdpersonage Emma Bovary. De roman veroorzaakte een schandaal vanwege de vermeende obsceniteiten in het werk, maar is na verschijning van groot invloed geweest op onder meer Emile Zola en het naturalisme. Het werk wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste romans uit de westerse literatuurgeschiedenis. Andere belangrijke werken van Flaubert zijn L'Éducation sentimentale en zijn correspondenties met onder anderen George Sand, Ivan Toergenjev en Louise Colet.

Flaubert werd geboren als zoon van de chirurg Achille Cléophas en zijn vrouw Anne Justines. Hoewel hij op school weinig uitvoerde, hield hij zich al vanaf zijn elfde bezig met literatuur. Flaubert verliet Rouen in 1840 om in Parijs rechten te gaan studeren. Het Epilepsie-Museum in Kehl-Kork (Duitsland) rekent hem tot de lijst vermaarde lijders aan deze ziekte.

Omdat hij van het buitenleven hield en in Parijs niet kon aarden, reisde hij tegen het eind van het jaar 1840 af naar de Pyreneeën en Corsica. Na zijn terugkeer in Parijs deed hij niets anders dan zijn tijd verspillen aan sombere dromen. In 1846 besloot hij in Croisset, een gehucht vlak bij Rouen, een huis te bouwen voor zijn moeder, die alleen was achtergebleven in Rouen, nadat zijn vader en zijn zus Caroline waren overleden. Het was voor hem ook een reden om Parijs te kunnen verlaten en zijn rechtenstudie op te geven. Het huis in Croisset bleef zijn woonplaats voor de rest van zijn leven.

Van 1846 tot 1854 onderhield Flaubert een relatie met de dichteres Louise Colet. Hun brieven zijn bewaard gebleven. Volgens Emile Faguet was dit de enige sentimentele episode van belang in het leven van Flaubert, die nooit is getrouwd. In haar literaire salon ontmoette hij de actrice Edma Roger des Genettes, een van de velen met wie hij een uitgebreide correspondentie onderhield. Zijn beste vriend op dat moment was Maxime du Camp, met wie hij in 1846 naar Bretagne reisde en in 1849 naar Griekenland en Egypte. Deze twee landen maakten een diepe indruk op de verbeelding van Flaubert. Behalve voor een sporadisch bezoek aan Parijs verliet hij Croisset zelden meer.

Tot circa 1870 was het leven van Flaubert betrekkelijk vrij van rampspoed geweest, maar toen begon het ongeluk hem te achtervolgen. De angst voor de Frans-Pruisische Oorlog vormde een aanslag op zijn gezondheid. Door de dood of fatale misverstanden verloor hij zijn beste vrienden. In 1872 overleed zijn moeder en sindsdien werd hij verpleegd door zijn nicht, mevrouw Commonville. Hij onderhield vriendschappelijke banden met George Sand en zag nu en dan zijn Parijse kennissen zoals Emile Zola, Alphonse Daudet, Ivan Toergenjev en de gebroeders Goncourt, maar dat weerhield hem er niet van om zich troosteloos en melancholisch te voelen. Hij bleef echter met dezelfde intensiteit schrijven.

Na zijn terugkeer in 1850 uit het Nabije Oosten, begon hij met het schrijven van het boek "Madame Bovary". Hij had daarvoor nog al veel geschreven maar nog nauwelijks gepubliceerd. Het schrijven van de roman kostte hem uiteindelijk zes jaar. Vanaf 1857 werd het in afleveringen geplaatst in het blad "Revue de Paris". In eerste instantie was er uit bepaalde hoeken verzet tegen de publicatie en de overheid klaagde zowel hem als de uitgever aan, omdat de roman immoreel zou zijn. Toen het verhaal uiteindelijk in boekvorm verscheen, kreeg het echter een warm onthaal.

In 1858 bracht Flaubert een bezoek aan Carthago. Naar aanleiding van dat bezoek begon hij zich in archeologie te verdiepen om zijn volgende boek, Salammbô te kunnen schrijven. Hoewel hij onafgebroken doorwerkte, was het boek pas in 1862 af. Daarna schreef hij het boek L'éducation sentimentale, waarin hij gebruik maakte van veel herinneringen uit zijn kinderjaren. Het kostte hem zeven jaar voordat het boek uiteindelijk in 1869 gepubliceerd kon worden.

Naast zijn gepubliceerde werken zijn volgens sommigen de brieven het échte meesterwerk van Flaubert. Na zijn dood zijn tal van onbetrouwbare uitgaven hiervan verschenen. Tussen 1973 en 2007 publiceerde uitgeverij Gallimard een standaard-editie van Flauberts Correspondance in vijf dikke delen in de prestigieuze Pléiade-reeks, tezamen meer dan 7.500 bladzijden. Uitgebreide selecties hieruit werden in het Nederlands vertaald door Edu Borger en verschenen in vier verschillende delen in de reeks Privé-domein.

Bibliografie

Belangrijkste werk

1857 - Madame Bovary (Madame Bovary, vert. (1904) G.H. Priem, (1987) Hans van Pinxteren)
1862 - Salammbô (Salammbô, vert. (1923) Andries de Rosa, (1978) Hans van Pinxteren)
1869 - L'Éducation sentimentale (De leerschool der liefde, vert. (1980) Hans van Pinxteren)
1874 - La Tentation de Saint Antoine (De verzoeking van de heilige Antonius, vert. (1896) Louis Couperus, (1985) Hans van Pinxteren)
1877 - Trois contes (Drie vertellingen, vert. (1913) Marie Koenen, (1988) Hans van Pinxteren)
1881 - Bouvard et Pécuchet (postuum uitgegeven; Bouvard en Pécuchet vert. (1988) Edu Borger)
1911 - Dictionnaire des idées reçues (postuum uitgegeven; Woordenboek van pasklare ideeën: een bloemlezing; vert. (1982) Hans van Pinxteren)

Uitgaven van zijn correspondentie (Nederlands)

1979 - Haat is een deugd: Een keuze uit de correspondentie
1983 - De kluizenaar en zijn muze: Brieven aan Louise Colet
1992 - George Sand: Wij moeten lachen en huilen. Brieven
2006 - Geluk is onmogelijk: Een keuze uit zijn brieven

Uitgaven van zijn correspondentie (Engelstalig)

1953 - Selected Letters
1972 - Flaubert in Egypt
1985 - Flaubert and Turgenev, a Friendship in Letters: The Complete Correspondence
1993 - Flaubert-Sand: The Correspondence
1997 - Selected Letters

[bron: wikipedia]

"De schrijver moet in zijn werk zijn als God in de schepping: onzichtbaar en almachtig; men moet hem overal voelen en nergens zien."

Naam: Gustave Flaubert
Nationaliteit: Frans
Geboorteplaats: Rouen
Geboortedag: 12 december 1821
Sterfdatum: 8 mei 1880
Bekendste werken: Madame Bovary, Salammbô en De leerschool der liefde

Gustave Flaubert was naast romancier ook een productief schrijver van brieven. De Franse schrijver onderhield correspondenties met onder anderen George Sand, Émile Zola en Ivan Toergenjev. Alle brieven van Flaubert werden door Gallimard uitgegeven in vijf dikke delen van in totaal meer dan 7.500 bladzijden.

'Madame Bovary, c'est moi.'

'Madame Bovary, c'est moi' is ongetwijfeld Gustave Flauberts beroemdste citaat. Toch zou hij deze woorden nooit geschreven hebben. Ze komen alleszins nergens voor in zijn manuscripten, noch in zijn correspondentie. Misschien heeft hij deze zin wel uitgesproken, maar verba volant scripta manent: van het gesproken woord kan je geen bewijs leveren. Sommigen beweren dat Flaubert met deze woorden de speculaties over zijn hoofdpersonage in Madame Bovary wilde weerleggen. Na de publicatie van zijn roman werd hij immers overspoeld met brieven van lezeressen die zichzelf beweerden te herkennen in de onbegrepen Emma Bovary. Een verklaring die dichter bij de waarheid aanleunt, is dat Flaubert deze zin zou hebben geuit in het bijzijn van zijn correspondente Amélie Bosquet. Vals of niet, het citaat schept hoe dan ook geen helder beeld van de auteur achter Madame Bovary. Als deze woorden ons iets kunnen bijbrengen, is het misschien wel de vraag: wie was Gustave Flaubert dan wél?

Eerst onbekend, dan omstreden, vervolgens geprezen: Gustave Flaubert legde een behoorlijk parcours af voor hij de auteursfaam verwierf die we vandaag evident vinden. Flaubert le précurseur, zoals Nathalie Sarraute hem noemde, was een voorbeeld voor talloze auteurs, van Franz Kafka en Samuel Beckett tot Claude Simon en Roland Barthes. Vladimir Nabokov was ervan overtuigd dat het oeuvre van Marcel Proust of James Joyce zonder de invloed van Flaubert niet tot stand had kunnen komen. Ook beeldende kunstenaars zoals Auguste Rodin en Vincent Van Gogh waren grote bewonderaars van Flauberts werk. Zelf vertoefde de romanschrijver graag in het gezelschap van gerenommeerde auteurs, waaronder George Sand, Émile Zola en Ivan Toergenjev. Na de publicatie van Madame Bovary merkte de ene lezer na de andere stilaan de grootsheid van Flauberts werk op. Een van die aandachtige lezers was de realistische schrijver Henry James, die Flaubert the novelist's novelist noemde. Hij voorspelde dat Madame Bovary een glorieuze toekomst te wachten stond - en bleek gelijk te hebben.

Een heerlijke mopperaar: over het leven van Gustave Flaubert

Op zesentwintigjarige leeftijd schreef Gustave Flaubert aan zijn minnares Louise Colet: 'Ik kan het niet helpen dat ik een eeuwige wrok koester tegen degenen die mij ter wereld gebracht hebben, en die mij hier houden, wat nog erger is.' Hij bedoelde hiermee zijn ouders, Justine-Caroline Fleuriot en Achille Flaubert, hoofdchirurg aan het ziekenhuis Hôtel-Dieu in Rouen, waar Gustave Flaubert op 12 december 1821 geboren werd. De tuin van de familie Flaubert keek uit op de dissectieruimte van het Hôtel-Dieu. Nieuwsgierig klauterden de jonge Gustave en zijn zus Caroline soms op het hekwerk van de tuin om een glimp op te vangen van de uitgestalde kadavers. In zijn correspondentie beschrijft de auteur ludiek hoe dezelfde vliegen die eerder nog boven zijn hoofd zoemden, rond de lijken gonsden en hoe zijn vader, gebogen over de menselijke lichamen, zijn kinderen beval om op te donderen. Het doktersmilieu waarin Flaubert opgroeide heeft een opmerkelijke invloed uitgeoefend op zijn oeuvre. In een recensie van Madame Bovary suggereerde de literatuurcriticus Sainte-Beuve zelfs dat Flaubert zijn pen hanteerde zoals een scalpel.

'Ik ben opgegroeid te midden van alle menselijke miserie', schreef Gustave Flaubert. Dat verklaarde volgens hem zijn veelbesproken cynisme. De bewaarde correspondentie van de auteur getuigt inderdaad van een verrukkelijk pessimisme dat je af en toe doet gniffelen. Bart Van Loo riep Flaubert niet zonder reden uit tot de heerlijkste mopperaar uit de wereldliteratuur. Aan Louise Colet schreef Flaubert bijvoorbeeld dat hij de menselijke voortplanting verafschuwde: 'Dat ik de ergernis en de schande van het leven aan niemand doorgeef!' Zelfs de kathedraaltoren van Rouen moest eraan geloven. Hij noemde de constructie 'een langwerpige kooi' en 'het merkwaardige product van een dolgedraaide koperslager'. 'Bijna alle mensen hebben de gave om me te ergeren', klaagde Flaubert. Zijn weerzin tegen idiotie zette hem aan het boek te schrijven dat hij zelf de encyclopedie van de menselijke domheid noemde: Woordenboek van pasklare ideeën (Dictionnaire des idées reçues). Het werk is een postuum gepubliceerde opsomming van alle idiote cliché-uitspraken van zijn tijd. Je vindt er allerhande banaliteiten in, waaronder: 'warmte: altijd onuitstaanbaar, om te stikken', 'geneeskunde: belachelijk maken als je in goede gezondheid verkeert' en, als kers op de taart, 'literatuur: bezigheid voor nietsnutten'.

Literatuur luidop: de martelaar van de stijl

In 1841 verliet Gustave Flaubert zijn geboortestad Rouen om op aandringen van zijn ouders in Parijs rechten te gaan studeren. Een gemotiveerde jurist in wording was de jonge Gustave niet, integendeel: hij kon zijn schrijversambities niet uit zijn hoofd zetten. Zijn leven veranderde voorgoed toen hij in 1844 het bewustzijn verloor achter het stuur van een cabriolet, op weg naar Pont-l'Évêque. Voor de rest van zijn leven zou hij met zijn gezondheid sukkelen. Zelf praatte hij over zijn 'zenuwziekte', of zijn 'zenuwaanvallen'. Noch de patiënt, noch zijn ouders hebben ooit erkend dat Flaubert aan epilepsie leed. De schrijvers eerste epilepsieaanval was een keerpunt in zijn leven. Zijn medische klachten bepaalden zijn verdere levensloop: hij zou nooit jurist worden. Hij verliet Parijs en vestigde zich uiteindelijk in Croisset. 'Mijn actieve, gepassioneerde, gevoelvolle leven, vol tegenstrijdige schokken en meervoudige sensaties, eindigde op tweeëntwintigjarige leeftijd', schreef hij aan Louise Colet. Toch was het niet allemaal kommer en kwel. Ondanks zijn ziekte was Flaubert een ware globetrotter die onder andere een reis van twee jaar door het Midden-Oosten ondernam. Bovendien besefte hij maar al te goed dat hij 'dankzij' zijn ziekte zich eindelijk in alle rust op zijn schrijverschap kon toeleggen.

Madame Bovary | Karakters

Gustave Flaubert, 'de martelaar van de stijl', zoals hij weleens genoemd wordt, streefde naar stilistische volmaaktheid. Soms las hij voor zijn plezier het werk van andere auteurs voor en uitte genadeloze kritiek op hun zwakke gevoel voor ritme, klungelige klanken en zouteloze clichés. Flaubert kon het wellicht beter. Het bewijs daarvan is een willekeurige zin uit Madame Bovary: 'L'idée d'avoir engendré le délectait', vrij vertaald 'de gedachte dat hij een kind verwekt had, verrukte hem.' De heerlijke assonantie van e-klanken is de aandachtige lezer vast niet ontgaan. Als geen ander hechtte Flaubert waarde aan de poëzie van zijn zinnen. Om het ritme van zijn teksten te verifiëren, toetste hij zijn werk aan zijn befaamde gueuloir, een substantief dat is afgeleid van het Franse werkwoord gueuler, 'brullen'. Hij had de neiging om zich schor te schreeuwen door zijn manuscripten met luide stem voor te lezen. In zijn brieven klaagde hij daar nadien over. Zijn extreme aandacht voor de esthetiek van zijn zinnen wordt overigens gereflecteerd in het aantal boeken dat hij in totaal publiceerde. Dat zijn er relatief weinig vergeleken met zijn voorganger Honoré de Balzac en zijn vriend en tijdsgenoot Émile Zola.

Giftige literatuur

Flaubert oogstte zijn eerste literaire succes met Madame Bovary, een roman die hij in 1856 voltooide na een redactieperiode van vierenhalf jaar. Hierbij krabbelde hij in totaal 3.831 vellen papier vol, aan een gemiddelde van vier tot vijf dagen per geprinte bladzijde. Het werk verscheen in zes episoden in het tijdschrift Revue de Paris. Madame Bovary was niet Flauberts eerste boek. Zo schreef hij enkele jaren eerder De verzoeking van de heilige Antonius (La Tentation de saint Antoine), een werk dat hij voorlas aan zijn vrienden Maxime Du Camp en Louis Bouilhet. Tot de schrijvers grote frustratie was het verdict, na een lectuur van 32 uur, allesbehalve positief. 'We raden je aan om je manuscript in het vuur te gooien en er nooit meer over te praten', zou Bouilhet gezegd hebben. Du Camp en Bouilhet adviseerden hun vriend om fantasievolle verhalen op te geven en in de plaats over het alledaagse leven te schrijven. Dat was dan ook precies wat Flaubert deed met Madame Bovary.

De dromerige Emma Bovary is voor veel literatuurliefhebbers geen onbekende. De jonge vrouw heeft door een overdosis aan romantische literatuur een bijzonder rooskleurige kijk op de liefde, wat haar tot overspel en uiteindelijk tot zelfdoding drijft. Madame Bovary veroorzaakte wat Guy de Maupassant een revolutie in de letteren noemde. De personages, allen zeer realistisch en complex, zijn met uitzonderlijk oog voor detail uitgewerkt, terwijl Flauberts waardeoordeel doorheen de roman afwezig blijft. Voor geen enkel personage toont hij sympathie. Neem nu Emma Bovary: een naïeve en overspelige vrouw, maar toch zo gevoelig! Charles Bovary, haar echtgenoot, is de belichaming van de imbeciliteit waartegen Flaubert zich zo hevig verzette. Hij is de sufste echtgenoot uit de wereldliteratuur - je zou voor minder een dosis arsenicum innemen. Toch kunnen we hem zijn idiotie niet kwalijk nemen - hij wekt meer medelijden op dan minachting. Flaubert wordt beschouwd als de eerste romanschrijver die de spot dreef met zijn hoofdpersonages. Toch ondermijnt dat het pathetische karakter van het boek niet. 'Bij het derde gedeelte, dat vol humor zit, wil ik dat de lezer huilt', schreef hij in een brief aan Louise Colet.

Een scherpzinnige lezer, Émile Cailteaux, merkte op dat te veel vrouwen op het Franse platteland net zoals Emma Bovary een heftig karakter hebben. Hij noemde hen les incomprises: de onbegrepen vrouwen. Verder voorspelde hij dat het substantief bovaryste misschien wel opgenomen zou worden door de Franse taal om une incomprise te benoemen, net zoals er in die tijd al gesproken werd van een tartuffe, naar de titelheld van Molières komedie. Vandaag verwijst de term bovarysme naar een gevoel van onbehagen waarbij de lezer ernaar verlangt om zelf een personage in een roman te worden. Zo noemde T.S. Eliot Othello's laatste monoloog in Shakespeares tragedie het schoolvoorbeeld van bovarysme. Veel literatuurfanaten zijn vast wel vertrouwd met opwellingen van bovarysme. Hoe vaak laten we ons niet meeslepen door een verhaal, hopend dat we ooit een gelijkaardig avontuur zullen beleven? Misschien lijd je zelf wel aan bovarysme, beste lezer. Zouden we af en toe allemaal niet eens kunnen zeggen: 'Madame Bovary, c'est moi'?

Gustave Flaubert | Karakters | Maarten Streefland

De publicatie van Madame Bovary veroorzaakte een publiek schandaal. In 1857 spande de Franse overheid een rechtszaak aan tegen de auteur en zijn uitgever voor aantasting van de goede zeden. Met name de zelfdoding van de protagonist en de naar toenmalige normen zeer erotische scènes schoten de procureur Ernest Pinard in het verkeerde keelgat. Met de steun van onder anderen de prinses van Beauvau, zelf een bovaryste enragée, werd Flaubert vrijgesproken. Charles Baudelaire, die in hetzelfde jaar voor zijn dichtbundel De bloemen van het kwaad (Les Fleurs du mal) een proces aan zijn broek kreeg, had minder geluk: hij werd veroordeeld tot een boete van 300 frank en zes gedichten uit zijn bundel werden gecensureerd. Voordat Flauberts rechtszaak plaatsvond, had Revue de Paris al geopperd om bepaalde passages van het werk te censureren, tot grote ergernis van de schrijver. Die laatste stond erop dat er in dat geval een voetnoot werd toegevoegd waarbij de lezer verzocht werd om het verhaal te beschouwen als een samenraapsel van fragmenten, en niet als een geheel. 'Qu'on me laisse exercer tranquillement ma petite littérature', mopperde Flaubert in een brief aan Edmond Pagnerre. Nee, van censuur moest de schrijver niets weten.

Gustave Flaubert stierf op 8 mei 1880 aan een hersenberoerte. Hij liet een onafgewerkt manuscript van Bouvard et Pécuchet achter, dat postuum gepubliceerd werd, met Woordenboek van pasklare ideeën als bijlage. Zijn begrafenis werd bijgewoond door onder meer zijn leerling Guy de Maupassant, Émile Zola en Edmond de Goncourt. De auteur van Madame Bovary leefde 21.337 dagen. Die bracht hij al schrijvend en schrappend door, mopperend allicht, zijn manuscripten toetsend aan zijn gueuloir. Hij liet ongeveer evenveel beschreven vellen papieren achter.

[bron: https--karakters.nu/portret-gustave-flaubert]

Nationalité: France
Né(e) à: Rouen , le 12/12/1821
Mort(e) à: Canteleu , le 08/05/1880

Gustave Flaubert est un écrivain français.

D'origine bourgeoise (son père était médecin), il a une enfance peu heureuse car il est délaissé par ses parents qui lui préfèrent son frère aîné. Il est néanmoins très proche de sa soeur cadette, Caroline. Il suit sa scolarité au lycée de Rouen dont il est renvoyé. Il passe seul son bac en 1840.

Dispensé de service militaire, il commence alors des études de droit à Paris en 1841, qu'il abandonne en 1844 à cause de crises d'épilepsie. Il mène une vie de bohème agitée, consacrée à l'écriture et rencontre Maxime Du Camp qui devient son grand ami. En 1846 (c'est aussi l'année de la mort de son père), à la mort de sa soeur, il prend en charge sa nièce âgée de deux mois. C'est à cette époque que commence sa relation avec Louise Colet avec qui il échangera une correspondance considérable.

Il commence à écrire une première version de "La Tentation de saint Antoine", puis part avec son ami Maxime pour un long voyage en Orient. En 1851, il commence la rédaction de "Madame Bovary" qui parait en 1856. Le livre fait l'objet d'un procès pour outrage aux bonnes moeurs. Flaubert est acquitté. A cette époque, il fréquente les salons parisiens où il rencontre Georges Sand, Baudelaire et Théophile Gautier.

En 1858, il entreprend un voyage en Tunisie afin de se documenter pour "Salammbô". En 1866, il reçoit la Légion d'honneur et publie "L'Éducation sentimentale" (1869). Le livre est mal accueilli par la critique. Il achève et publie, en 1874, "La Tentation de saint Antoine", et trois ans plus tard le volume des "Trois contes", qui comporte trois nouvelles ("Un coeur simple", "La Légende de Saint Julien l'Hospitalier", "Hérodias").

Ses dernières années sont sombres : ses amis disparaissent et il est assailli par des difficultés financières et des problèmes de santé. Il meurt subitement d'une hémorragie cérébrale, laissant inachevé le satirique "Bouvard et Pécuchet".

Son enterrement a lieu au cimetière de Rouen, en présence de nombreux écrivains qui le reconnaissent comme leur maître, qu'il s'agisse d'Émile Zola, d'Alphonse Daudet, d'Edmond de Goncourt, de Théodore de Banville ou de Guy de Maupassant.

[source: https--www.babelio.com/auteur/Gustave-Flaubert/2056]
Numéro de l'annonce: m2157658380