De rivier ih midden vd wereld|Simon Winchester 9025423507

€ 10,00
Enlèvement ou Envoi
Verzenden voor € 4,94
360depuis 7 juill.. '23, 17:19
Partager via
ou

Caractéristiques

ÉtatUtilisé
Année (orig.)1998
Auteurzie beschrijving

Description

||boek: De rivier in het midden van de wereld|Een reis naar de bronnen van de Yangzi en terug in de tijd|Atlas

||door: Simon Winchester

||taal: nl
||jaar: 1998
||druk: ?
||pag.: 392p
||opm.: softcover|ex-bibliotheek|gekaft

||isbn: 90-254-2350-7
||code: 2:000157

--- Over het boek (foto 1): De rivier in het midden van de wereld ---

In dit boek beschrijft Simon Winchester de reis die hij zijn leven al wilde ondernemen: die naar de bronnen van de Yangzi. Deze rivier is een van de slagaders van het leven in China. Winchester geeft een imponerend beeld van zijn duizenden kilometers lange tocht die van Shanghai tot diep in Tibet voerde, van de vele historische plaatsen langs de rivier tot de moderne energieopwekkingsprojecten die uiterst belangrijk zijn voor de Chinese economie, maar door milieugroeperingen worden veroordeeld. Er werd vaak geschiedenis geschreven langs de oevers van de Yangzi en veel van het huidige China is uit deze geschiedenis te begrijpen.

[bron: https--www.dezwerver.nl]

Met dit boek neemt de auteur je mee op een reis van de monding naar de bronnen van Yangzi. De rivier heeft mee de geschiedenis van China bepaald, ze is als het ware een van de slagaders van het leven in dit immens grote land. Het verhaal begint in het Amerikaanse New Hampshire waar Winchester een Chinees rolschilderij met de loop van de Yangzi van Wang Hui mag bekijken. Hij wordt hierdoor zo begeesterd dat hij besluit om zelf een ontdekkingstocht langs deze befaamde rivier te ondernemen.

De tocht brengt hem van de monding van de Yangzi te Shanghai tot diep in de Tibetaanse bergen. Hij verhaalt niet enkel zijn belevenissen onderweg, de intrigerende geschiedenis van dit nog altijd geheimzinnige land komt uitgebreid aan bod, van de verschillende keizerlijke dynastieën tot en met de laatste leiders. Winchester vertelt niet enkel zijn belevenissen van de plaatsen die hij bezoekt, hij duikt telkens diep in de geschiedenis. Zo krijg je o.a. het verhaal van de invallen van de Japanners, de meer vreedzame kolonisatie door Groot-Brittannië, de heroïsche zwemtochten van Mao Zedong en de verschillende bruggen die met steun van de toenmalige Sovjetunie zijn gebouwd. Veel aandacht gaat naar de fel gecontesteerde bouw van de Drie Klovendam. Deze is van het grootste belang voor de Chinese economie en om overstromingen te voorkomen maar wordt door de milieugroeperingen fel gecontesteerd.

Winchester hanteert voor dit boek een eigen reportageachtige schrijfstijl zonder franjes. Hij weet blijkbaar wat de lezer interesseert en wat niet. Hij geeft informatie over het landschap, de geschiedenis en de omstandigheden zonder zijn eigen mening op te dringen of in pietluttigheden te vervallen.

[bron: https--reisboeken.derito.be]

In 1995 maakte de auteur, samen met een vrouwelijke Chinese gids, een zeer lange (6378 kilometer) reis stroomopwaarts van de monding naar (een van) de bronnen van de Yangtze, de langste rivier ter wereld. Deze rivier deelt China a.h.w. in tweeën: het noorden, waar graan gegeten wordt, en het zuiden waar men rijst eet. Eigenlijk zou de rivier van de Tibetaanse hoogvlakte naar Vietnam moeten stromen, maar onderweg maakt hij een u-bocht en stroomt hij naar het noorden. De reis was, zeker naarmate hij vorderde, niet gemakkelijk. Daarbij waren de Chinese bureaucratische obstakels slechts een van de hindernissen die geregeld genomen moesten worden. Winchester besteedt in zijn verhaal meer aandacht aan achtergrondinformatie dan aan de reis zelf. Soms is dat jammer en had je meer willen weten, meestal echter is datgene wat hij te melden heeft zeer de moeite waard. Zo krijgt de lezer een aardig overzicht van de geschiedenis van China en van de rol van buitenlanders daarin. Daarnaast geeft hij o.a. een bijna overstelpende hoeveelheid informatie over de stuwdam die in de maak is en die de grootste ter wereld gaat worden. Een boeiend geschreven boek met nuttige zwart-witte kaartjes.

[bron: nbd biblion]

Over de liefde voor woorden [1999-04-28]

WAT HET VERSCHIL is tussen fictie en nonfictie doet er doorgaans niet toe, als een auteur maar de voor zijn onderwerp passende vorm kiest. Het verschil wordt pas van belang wanneer de schrijver zich in genre vergist; het zit dan vooral in de functie van details. In een roman werkt een detail vaak als een soort vergrootglas, althans het pregnante of synoptische detail, het kan ook een beeld zijn, dat als het ware voor het geheel spreekt; in een verslag dient het detail meer als bewijs van de echtheid, vandaar soms de cumulatie van feiten en details.

Het boek van Simon Winchester, De gekwelde woordenaar, is hoewel het voor het belangrijkste deel over de geschiedenis van een woordenboek, de beroemde Oxford English Dictionary, gaat, bedoeld als roman; zoveel maakt de pakkend bedoelde ondertitel van de vertaling, 'Een verhaal over moord, waanzin en de liefde voor woorden', wel duidelijk. En laat ik maar meteen zeggen: juist de romaneske delen vormen de zwakke stee van het boek. Bijvoorbeeld die over het verleden en de geestesziekte van de moordenaar waarop de Nederlandse titel zinspeelt, die trouwens meer over de inhoud zegt dan de oorspronkelijke: The Surgeon of Crowthorne. Crowthorne is een dorp, tachtig kilometer van Oxford, waar het krankzinnigengesticht ligt dat bijna veertig jaar een moordenaar huisvest. Het betreft een door de oorlog geestesziek geworden Amerikaanse legerarts die in 1872 in een Londense achterbuurt een arbeider doodschiet, niet per ongeluk maar wel de verkeerde man. Vanuit de inrichting levert de moordenaar gedurende dertig jaar duizenden bijdragen aan het project van het allesomvattende Engelse woordenboek dat tussen 1888 en 1927 in twaalf boekdelen zou verschijnen. DE JEUGD IN Ceylon, de traumatische belevenissen in de Amerikaanse Burgeroorlog, het fatale uitstapje naar Europa en de ziektegeschiedenis van deze William Chester Minor zijn goed gedocumenteerde hoofdstukken die het de lezer mogelijk maken zich een vrij compleet beeld van de gespleten hoofdpersoon te vormen, wat nog niet wil zeggen dat men hem daardoor beter begrijpt. Maar het blijven invuloefeningen omdat het min of meer bekende stof is, waar de schrijver weinig van weet te maken. Hij stopt ze vol met feitelijke details, maar hij betoont zich even gretig zodra hij de kans krijgt de levensloop van andere personages te schetsen of andere interessante dwarsstraten in te schieten. Maar wat mij betreft kan hij weer geen details genoeg geven waar het gaat om de curieuze geschiedenis van het woordenboek. Zeventig jaar nam de realisatie van het imperiale plan in beslag. Het was dan ook een woordenboek waarin niet alleen de definitie van alle woorden werd gegeven, maar ook het levensverhaal van elk woord door de letterlijke weergave van zoveel mogelijk vindplaatsen. Voor die citaten werd een leger van vrijwillige correspondenten geworven - een waarlijk democratische onderneming, die overigens als een militaire operatie werd geleid. Een van de vruchtbaarste leveranciers werd Minor, wiens identiteit pas mettertijd ter ore kwam van de hoofdredacteur van het woordenboek, de bezeten autodidactische filoloog Murray. De lotsverbondenheid van beide mannen - de een die zijn leven aan dat ene boek wijdde, de ander die, hoewel ongeneeslijk verklaard, voor zijn verziekte leven compensatie vond in de boekhouding van citaten - is een van de meest geslaagde draden in het boek. Ook de voorgeschiedenis van het woordenboek - de eenmansonderneming van de schrijver Samuel Johnson in de achttiende eeuw - wordt door Winchester tot in de finesses beschreven. Om die reden lees je geschiedenisverhalen, waarvoor stijl, maat en dosering dan wel minimale vereisten zijn, maar alles staat in dienst van wat er verteld wordt: als het onderwerp de lezer niet interesseert, houden kunstgrepen alleen zijn aandacht niet vast. Als Winchester de buitenwijk van Londen beschrijft waar de excentrieke Minor in de winter van 1872 een arm gezin van zijn hoofd beroofde, mag hij in een terzijde zeggen: 'Dit was dickensiaans Londen in hoofdletters', maar Dickens had een betere milieuschets gegeven. Had Winchester, gebruik makend van de afstand in tijd, maar voluit zijn eigen onderzoekingen in het spel gebracht, het zou de geschiedenis van het woordenboek verlevendigd en de romanachtige inleving in de levensgeschiedenis van zijn personages misschien wat geobjectiveerd hebben. NU IS ER van dezelfde Winchester vorig jaar een ander boek vertaald waarin juist de sterkere kanten van zijn aanpak aan bod komen, De rivier in het midden van de wereld. Daarvan geeft de ondertitel, 'Een reis naar de bronnen van de Yangzi en terug in de tijd', wel precies aan waar het boek over gaat. De auteur is hier volop in zijn verslag aanwezig en dat is alleen maar dienstig om de ware hoofdpersoon, 's werelds grootste rivier, die China van oost naar west, van Tibet tot Shanghai, helemaal doorkruist, alle recht te doen. Al langer was Winchester, iemand die kennelijk een bereisde Roel is en bovendien van alle markten thuis, van plan om over de Yangzi een boek te schrijven. Hoe hij dat moest aanpakken werd hem ingegeven door de vondst van een rolschildering van de rivier. Op de zijderol hadden de eigenaren door de eeuwen heen de rivier van commentaar voorzien. Dat bracht Winchester op het idee de rivier vanuit de Gele Zee stroomopwaarts te volgen, welke tocht tevens een reis door de tijd zou zijn. En inderdaad zijn de eerste duizenden kilometers vooral getekend - lees: verwoest - door wat zich in het recente verleden in China heeft afgespeeld. Meer naar het westen in de richting van het hooggelegen Tibet - geen rivier met zo'n enorm verval - is de tijd goeddeels stil blijven staan. Het is werkelijk fascinerend die tocht langs memorabele en deplorabele plaatsen te volgen. Van elke wending in de loop van de rivier vertelt Winchester, die alleen vergezeld werd door een struise Chinese tante die van wanten wist, alles wat hij erover gelezen of gehoord heeft, waarbij uiteraard de verhouding tussen China en Engeland in het verleden, de wandaden van de Japanse bezetters, de idiotieën van de Culturele Revolutie, alsook de zwemkunsten van Mao en zijn vroegere Grote Mars ter sprake komen. Dat is allemaal vooral een kwestie van doseren, van details dus ook. Terecht besteedt Winchester twee grote hoofdstukken aan China's 'nieuwe grote muur', het megalomane project van een stuwdam in de Yangzi, in de engte de Drie Kloven bij de mega-stad Chongking. Bijna twee miljoen mensen moeten daarvoor verkassen, nu het plan na driekwart eeuw - het duurde alleen al vijftig jaar voordat ingenieurs, politici en militairen een juiste lokatie hadden gevonden - zijn voltooiing nadert. Winchester wordt kennelijk door het formaat van dingen aangetrokken: zoals hij voor het andere boek 's werelds grootste woorden koos, pakte hij eerder de grootste rivier bij de kop. Maar hij heeft gevoel voor verhoudingen, behalve in zijn dankbetuigingen, want in dat soort kokette plichtplegingen heeft hij een tik van de Amerikaanse boekenmolen gekregen. In beide boeken beslaan de bedankjes diverse pagina's, gelukkig worden ze gecompenseerd door de nodige pagina's 'aanbevolen literatuur'.

Jacq Vogelaar [bron: https--www.groene.nl/artikel/over-de-liefde-voor-woorden]

--- Over (foto 2): Simon Winchester ---

Simon Winchester, OBE, a British writer, journalist and broadcaster, was born in north London on 28th September 1944, the only child of Bernard and Andrée Winchester (née deWael).

Though not Catholic, he was educated first at a boarding convent in Bridport, Dorset and later at Hardye's School, Dorchester, Dorset - where he achieved the dubious dual distinction of being appointed Head of House and of soon thereafter being expelled for conducting a spectacularly destructive chemical experiment in the newly-opened science laboratories. After taking time off to hitch-hike around Canada and the United States for almost a year between leaving school and entering university, he went up to Oxford in 1963, to read geology at St. Catherine's College. There he became involved in the University Exploration Club, and was the member of a six-man sledding expedition onto an uncharted section of the East Greenland ice-cap in 1965.

After graduation in 1966 he joined a Canadian mining company, Falconbridge of Africa, and worked as field geologist in Uganda, looking for copper deposits in the foothills of the Ruwenzori Mountains, close to the border with Congo.

He then made a sudden and unexpected switch to journalism in 1967, a short while after reading, while in a jungle camp in Uganda, a copy of Coronation Everest by James (now Jan) Morris. This account by the then correspondent of the London Times - which published the first exclusive report of the success of the Everest expedition, on 2nd June 1953, by happy coincidence the day of the coronation of Queen Elizabeth II - triggered in Winchester what he later described as a 'Pauline conversion' - and though he was to refer to geology in many of his subsequent writings, he turned some days after reading the book to a new career in newspaper reporting, and was to remain a full-time writer for the rest of his working life.

After being employed on an offshore oil rig in the North Sea for some months, all the while applying for work on a variety of newspapers which, not unreasonably, displayed little interest in hiring so inexperienced a candidate, Winchester was eventually offered the chance to work as a junior reporter on The Journal, Newcastle upon Tyne. After a year as a general assignment reporter there he opted to concentrate on science reporting, and soon achieved some success in carving a niche for himself on both the news and feature pages of this well-regarded morning newspaper.

In 1969 he joined The Guardian, first as the Newcastle upon Tyne-based regional correspondent and later as Northern Ireland Correspondent, based in Belfast. He remained in Ireland for the next three years - during which time he was named Britain's Journalist of the Year, in 1971 - and covered all of the major developments in the territory, from the British government's introduction of internment without trial of IRA suspects, through the events of Bloody Sunday in Londonderry in January 1972, to the British army crackdown during Operation Motorman. During this period he became a frequent commentator on and contributor to BBC radio.

He was also briefly detached from Ireland to Calcutta, to undertake his first foreign assignment for the newspaper, covering the war that led to the independence from Pakistan of the new Bengali homeland of Bangladesh.

In 1972 he was posted to Washington, DC, as America correspondent, and spent much of the following four years covering the Watergate affair, the resignation of President Nixon and the election to the White House of Jimmy Carter. It was also during this period that, on the urging of the noted Faber editor Charles Monteith (who edited the poet Philip Larkin and discovered William Golding's Lord of the Flies) Winchester wrote his first book, In Holy Terror, an account of his reporting years in Ireland.

Following Washington he was posted in 1977 to New Delhi as India Correspondent, - driving the family Volvo to India from Oxford, in the days when it was entirely possible and congenial to drive through Turkey, Iran, Afghanistan and Pakistan - and there covered events across the region that included the period of Emergency Rule of Indira Gandhi, the Soviet-backed coup d'etat in Afghanistan, and the various assassinations and small wars that characterized the subcontinent for the next three years.

In 1980 Winchester was very briefly appointed American Bureau Chief for the Daily Mail, a London tabloid newspaper that at the time was still smarting with embarrassment for having employed in its New York office a reporter named James Gibbins who, undetected for several months, had simply made everything up. His inventiveness was ultimately discovered by a rival journalist and he was sacked - with Winchester, most unsuitably, being offered and accepting a considerable sum to replace him and to provide, it was hoped, some new image of gravitas to the paper. It turned out to be an unhappy choice for all concerned, and by 1981 Winchester had left the paper, and was back in London, working as Chief Foreign Feature Writer for the Sunday Times.

He achieved some early and unintended notoriety in this post during the spring of 1982 when he managed both to be on the Falkland Islands when they were invaded by Argentine forces, and shortly afterwards to be captured in southern Patagonia, along with two other journalist working for the rival newspaper, the Observer, and held in prison in Tierra del Fuego, Argentina, for the following three months.

After his return to freedom in England in July 1982 Winchester continued to travel and write for the newspaper, but when a new editor was appointed in 1985 he changed his arrangements to that of freelance correspondent, and travelled - by train, from London by way of Moscow, Irkutsk and Ulan Bator - to take up a new assignment in Hong Kong.

He was to remain based in southern China, responsible for covering a vast territory stretching from Siberia to Tasmania, from Burma to Hawaii - for the next twelve years, during which time he rejoined the Guardian and also accepted a freelance assignment as Asia Editor of the newly-established Conde Nast Traveler magazine, based in New York. His term with the Guardianthen came to an abrupt end when his supervising editor was found to have been taking gifts from the KGB, and was fired. Winchester remained in Hong Kong making as good a living as possible as a freelance writer, and then after the handover of the British colony to China in June 1997, went to live in New York.

It was here that his recent good fortune as an author began, with the publication in 1998 of The Professor and the Madman, a book about a forgotten American player in the extraordinary story of the making of the Oxford English Dictionary. Although his publishers had little initial hope for the book - ordering an initial very modest print run of some 10,000 copies - it happened that thanks to a convergence of happy circumstances the book went on to sell millions of copies, and remains in print today in both hardback and paperback twelve years after publication.

The entirely unexpected success of The Professor and the similarly unanticipated stellar performance of many of the non-fiction titles that Winchester wrote during the following decade finally allowed him to withdraw from regular journalism and concentrate on working more or less entirely as an author.

He was made an Officer of the Order of the British Empire (OBE) 'for services to journalism and literature' in the New Year Honours list for 2006. He was elected an Honorary Fellow of St. Catherine's College, Oxford, in October 2009.

Simon Winchester, who is married to the former NPR producer Setsuko Sato, lives in New York and on a small farm in the Berkshires. His interests include letterpress printing, bee-keeping, astronomy, stamp-collecting, model railways and cider-making.

[source: http--www.simonwinchester.com]
Numéro de l'annonce: m1997062752